Regelmatig krijg ik vragen als: “Mag dit volgens de norm?” En dan is het antwoord vaak niet zo eenvoudig als een simpel “ja” of “nee”. In een ideale wereld geven normen duidelijke, ondubbelzinnige antwoorden op technische vragen. Maar in de praktijk ligt dat genuanceerder. Normen worden opgesteld door commissies met veel expertise, maar ook met verschillende invalshoeken. Ze streven naar helderheid, maar moeten ook rekening houden met de helderheid van de richtlijnen, de haalbaarheid én compromissen. En dus blijven sommige onderwerpen… grijs.
Een goed voorbeeld waar wij recent mee te maken hadden, is het onderwerp kleppen onder de ATEX-directives. Tijdens een bijeenkomst van de normcommissie Explosieveiligheid, waar ik zelf actief aan deelneem, kwam de vraag aan de orde: “Vallen kleppen onder ATEX?” Het antwoord lijkt in eerste instantie eenvoudig. Handbediende kleppen vallen buiten het toepassingsgebied van ATEX, dat staat duidelijk vermeld in de zogenoemde borderlinelist in de toelichting op de ATEX-directives, de ATEX Guidelines. Maar wat nu als je een aandrijving op die klep zet? Elektrisch aangedreven kleppen vallen vrijwel altijd onder ATEX. Maar hoe zit het dan met pneumatische aandrijvingen? En als je klep en aandrijving samen beschouwt als één functionele eenheid, moet daar dan een ontstekingsanalyse voor worden uitgevoerd? Moet er een conformiteitsverklaring worden afgegeven?
Ook fabrikanten worstelen hiermee. De CEIR (European Committee for the Valve Industry) adviseert inmiddels haar leden om bij aangedreven kleppen, ook bij pneumatische, een ontstekingsanalyse uit te voeren en een conformiteitsverklaring volgens ATEX mee te leveren. Zij zijn van mening dat deze combinatie wél onder de ATEX-directives valt. Soms zien we zelfs leveranciers die bij een handbediende klep een verklaring van geen ontstekingsbron meeleveren. Op zich is daar niets mis mee. Maar als daarbij zones worden genoemd waarin het product toegepast mag worden (zoals zone 1, 2, 21 of 22) of zelfs een categorie (bijvoorbeeld categorie 2), wordt het ingewikkeld. Want waarom dan niet in zone 0 of 20? En als bepaalde zones wél en andere niet geschikt zijn, is er dan niet tóch sprake van ATEX-relevantie?
Het uitgangspunt moet in mijn ogen zijn: als er potentiële ontstekingsbronnen aanwezig zijn, zoals hete oppervlakken, bewegende delen, lagers of falende veren die mechanische vonken kunnen veroorzaken, dan is een ontstekingsanalyse noodzakelijk. Dat is ook wat EN IEC 60079-36 voorschrijft. De combinatie van een klep met aandrijving, ook als die pneumatisch is, vraagt dus om een goede beoordeling.
Tegelijkertijd wijst paragraaf 42 van de ATEX-Guidelines op een belangrijke nuance: sommige mechanische apparatuur werkt zo langzaam of met zo weinig vermogen, dat het risico op een ontstekingsbron zelfs bij zeldzame storingen verwaarloosbaar is. In dat geval hoeft het product niet als ATEX-apparaat geclassificeerd of gemarkeerd te worden. En laten we eerlijk zijn: de meeste kleppen bewegen traag, met lage snelheden en beperkte kracht. Toch is die afweging aan de fabrikant. Die moet dit goed onderbouwen en documenteren. Maar de vraag is of dit een goede gang van zaken is. De cirkelredenering die hierin zit door deze paragraaf 42 is: als de fabrikant bepaalt dat het apparaat zo langzaam beweegt dat de potentiële ontstekingsbron nooit een risico gaat vormen, dan valt het apparaat niet onder ATEX en mag hij het dus niet markeren. Hoe weet de gebruiker nou dat de fabrikant die ontstekingsanalyse gedaan heeft? Want er staat niks op. Dat kan ook zijn omdat de fabrikant het ding nooit bedoeld heeft voor een gevaarlijke omgeving en de analyse helemaal niet gedaan heeft. Ergo: je moet er als gebruiker zelf iets van vinden. Dus zo zie je maar: ook iets wat eenvoudig lijkt, zoals een klep met aandrijving, kan technisch en normatief behoorlijk complex zijn.
Een ander interessant punt kwam ik tegen in de nieuwe versie van IEC 60079-17, een norm voor inspectie en onderhoud van Ex-apparatuur. Deze is internationaal al gepubliceerd, maar is in Nederland nog geen geldende NEN-norm. Toch viel mij daar een zinnetje op dat vragen oproept. In paragraaf 4.4.11 staat:
“Wanneer Ex-apparatuur zich buiten een gevaarlijke omgeving bevindt, moet deze worden onderhouden in overeenstemming met het type bescherming.”
Wat betekent dit precies? Moeten ATEX-apparaten die buiten zones zijn geplaatst, bijvoorbeeld vanwege gewijzigde zonering of standaardisatie, ook blijven voldoen aan het volledige inspectie- en onderhoudsregime van ATEX? Inclusief alle installatieregels, juiste wartels, afdichtingen, documentatie? In mijn optiek niet. Het feit dat een apparaat ooit in een explosiegevaarlijke omgeving stond, is op zich geen reden om het daarna voor eeuwig als ATEX-apparaat te blijven behandelen. Pas wanneer zo’n apparaat opnieuw in een zone wordt geplaatst, moet vóór ingebruikname een volledige inspectie plaatsvinden. Dan wordt het apparaat opnieuw beoordeeld op geschiktheid en correcte installatie.
Natuurlijk wil je geen wildgroei aan ATEX-gemarkeerde apparatuur buiten zones. En natuurlijk moet daar zorgvuldig mee worden omgegaan. Maar het kan niet de bedoeling zijn dat inspecteurs ook alle installaties buiten explosiegevaarlijke omgevingen moeten controleren op naleving van ATEX-installatie-eisen. Dat zou de grenzen van de redelijkheid overschrijden. Een suggestie die werd geopperd: de ATEX-markering afplakken of onleesbaar maken bij herplaatsing buiten zones. Tja, het klinkt praktisch, maar het voelt ook als symptoombestrijding.
Soms zou je willen dat normen wat uitgebreider waren in hun toelichting. Dat ze nét iets duidelijker maken wat er bedoeld wordt. Of wanneer iets wel of niet van toepassing is. Maar tegelijkertijd begrijp ik de uitdaging: normen worden vastgelegd in tekst en tekst is altijd vatbaar voor interpretatie. Helemaal als je werkt op het snijvlak van techniek, regelgeving en veiligheid.
Dus nee, het is niet altijd wit en het is niet altijd zwart. Maar met een gezonde dosis kritisch denken, technische kennis en ervaring komen we meestal een heel eind. En soms helpt het gewoon om er eens samen over te praten. In de commissie, op de werkvloer, of hier, in een blog.

Bömer Engineering Services
Bömer Engineering Services helpt industriële organisaties beter en veiliger te presteren. Met ons team van specialisten kunnen wij ideeën, concepten en uitgangspunten voor de engineering van installaties en machines vertalen naar precieze specificaties en concrete ontwerpen.